Kennis van kwaliteit in bodem en archeologie

Voortbestaan Platform Overheid en Kwaliteit onzeker

Het Platform Overheid en Kwaliteit Bodembeheer (POKB) wordt in haar bestaan bedreigd. Vanaf 1 januari dit jaar is de financiering door het Ministerie van I&W vervallen, in het kader van de algehele decentralisatie van bodemtaken. De onzekerheid bij lagere overheden over de gevolgen van de aanstaande Omgevingswet maakt hun echter terughoudend in het overnemen van de financiering. Bijzonder spijtig, zeggen direct betrokkenen.

Open en ontspannen leren
‘Binnen het platform POKB leren wij, als gemeenten, Omgevingsdiensten en Provincies van elkaar waar het gaat om de kwaliteit van uitvoering van de wettelijke bodemtaken. Dat gaat op een ontspannen, open en gelijkwaardige wijze die het mogelijk maakt om ook de eigen zwakke punten te bespreken’, vertelt Harke Tuinhof, teamleider Bodem bij de gemeente ‘s-Hertogenbosch. ‘We ontmoeten elkaar twee keer per jaar, gaan bij elkaar op bezoek en gemiddeld eenmaal per anderhalf jaar worden wij dan als gemeente gevisiteerd door onze collega’s. Dat is telkens een stimulans om de eigen organisatie goed tegen het licht te houden’. Mirjam Hassing, beleidsadviseur vergunningen en handhaving bij de gemeente Hengelo, vult hem aan: ‘POKB is een mooi instrument om enerzijds elkaar te helpen bij het hooghouden van de kwaliteit in ons werk, anderzijds ook om ons praktisch te ondersteunen zoals het onderhouden en vernieuwen van de nodige ondersteunende hulpmiddelen, de planning van de visitaties, de (landelijke) rapportages en de Normbladen’.


Harke Tuinhof en Mirjam Hassing – eigen foto's

Nieuwe opgaven
Binnen het sinds 2003 bestaande platform POKB wisselen lagere overheden kennis uit op het gebied van goede uitvoering van bodem- en ondergrondtaken. Nu zijn dat 48 organisaties, waarvan er 20 deelnemen aan onderlinge visitaties. Na het wegvallen van de financiering door het Ministerie van IenW, via Bodem+, is gezocht naar alternatieve bronnen, zoals bij de VNG. Voor nieuwe financieringsafspraken is de timing echter moeilijk, omdat de aandacht nu vooral uitgaat naar allerlei zaken rond de invoering van de Omgevingswet, de nieuwe wijze van financiering van bodemtaken en het nog prille bestaan van diverse omgevingsdiensten. ‘Wat de overgangsperiode extra complex maakt’, aldus Harke Tuinhof, ‘zijn ook de nieuwe opgaven waarvoor de lagere overheden komen te staan. Kwaliteitsverbetering in vergunningverlening, toezicht en handhaving is van een andere orde dan de rol van overheden wanneer het gaat om bodemkwaliteit, duurzaam gebruik van de ondergrond en dergelijk grote maatschappelijke opgaven. Ook daarin kan POKB een goede rol spelen, want opnieuw wordt het interessant om bij elkaar in de keuken te kunnen kijken. Van elkaar te leren, op een informele wijze. Zo kan POKB meer nog dan nu een kennisorganisatie worden’. En die behoefte is er, constateert Mirjam Hassing. ‘Dat blijkt maar weer eens uit de tweejaarlijkse evaluatie van het VTH-stelsel. Daarin wordt onder andere een doorontwikkeling van de kwaliteitscriteria bepleit. Wat ik als een ondersteuning zie voor het werk van POKB’.

Kennisinfrastructuur
Wanneer het betreffende Berenschot-rapport ‘Kwaliteitsborging bij de uitvoering van VTH-taken’ uit oktober 2019 er nog eens bij wordt gehaald, evenals de aanbiedingsbrief door de Minister aan de Tweede Kamer, valt nog een andere constatering op: ‘Uit de evaluatie’, schrijft de Minister, ‘komt de aanbeveling om een kennisinfrastructuur in te richten op bovenregionaal en nationaal niveau waarin nieuwe thema’s als ZZS, de energietransitie en circulaire economie en hun betekenis voor het stelsel onder de loep genomen worden’. De Minister vervolgt: ‘Ook de aanbeveling om te zorgen voor een steviger kennisinfrastructuur en kennisuitwisseling als het gaat om nieuwe ontwikkelingen betrek ik hierbij. Ik wil dan ook kijken naar het (beter) gebruik van de huidige mogelijkheden tot informatievergaring en informatieoverdracht.’
‘2021 is een overgangsjaar’, benadrukken Mirjam Hassing en Harke Tuinhof. ‘Het mag niet zo zijn, dat vanwege het inrichten van nieuwe financieringsstromen POKB nu sneuvelt. Daarvoor is teveel opgebouwd, en zijn de opgaven en verantwoordelijkheden te groot.’