Kennis van kwaliteit in bodem en archeologie

Nederlandse zorgen over Europese Verordening Bouwproducten

SIKB, de sector milieu van Fenelab en het Platform bodemkwaliteit hebben grote zorgen over de werking van de Europese Verordening Bouwproducten. De kwaliteitsborging in de Verordening Bouwproducten is te laag om hergebruik van materialen te kunnen laten plaatsvinden. Dit bedreigt onvermijdelijk de ambities van de circulaire economie. De partijen hebben deze zorgen via een inspraakreactie kenbaar gemaakt aan de Europese Commissie.

Vertrouwen in producten basis voor circulaire economie
Nederland heeft in Europa het hoogste aandeel van hergebruik van bouwstoffen. Bouw- en sloopafval wordt nauwelijks gestort in ons land. Het systeem voor terugname, verwerking en toepassing van bouw- en sloopafval functioneert hier al bijna geheel volgens de principes van de circulaire economie en voldoet aan het voorstel van de Europese Commissie voor het Actieplan voor de Circulaire Economie.
Uit de ervaringen in Nederland blijkt dat het vertrouwen bij afnemers, toezichthoudende overheden en producten in de betrouwbaarheid van de testresultaten van gevaarlijke stoffen in bouwstoffen de kritische succesfactor is voor hoogwaardig hergebruik van bouwstoffen.
Nederland heeft al meer dan tien jaar genotificeerde wetgeving – het Besluit bodemkwaliteit – waarin voorschriften zijn vastgelegd die een hoge betrouwbaarheid van de testresultaten van gevaarlijke stoffen in bouwstoffen waarborgen.

Openbare consultatie
SIKB, de sector milieu van Fenelab en het Platform bodemkwaliteit hebben gereageerd in het kader van de openbare consultatie over de werking van de Verordening. In de inspraakreactie zijn de belangrijkste elementen van het Besluit bodemkwaliteit die tot het succesvolle hergebruik hebben geleid, op een rijtje gezet. Dat zijn normen voor het nemen van monsters (frequentie, werkwijze) en voor het werk van de laboratoria (monstervoorbehandeling, accreditatie, ringonderzoek).
Vooral het ontbreken van de eis dat laboratoria geaccrediteerd zijn en van de eis tot deelname aan vergelijkend ringonderzoek is reden tot zorg. Want als de kwaliteit van de analyses niet geborgd is, waarop baseer je dan het vertrouwen in het her te gebruiken product? De kwaliteit van de analyses is nu in Nederland wel adequaat geborgd in AP04.

Bezwaren van Nederland als lidstaat
De drie partijen staan niet alleen in hun bezwaren. Die zijn in februari 2018 namens Nederland ook geuit door het ministerie van BZK, op basis waarvan Nederland formeel protest heeft aangetekend bij de EU. Nederland vindt dat de Verordening op deze manier leidt tot een serieuze verlaging van de kwaliteit van (het testen van) bouwproducten. Een verlaging die te groot is om als onderdeel van een gemeenschappelijke markt te kunnen worden geaccepteerd.

Rechtstreekse werking Verordening vervangt deel van AP04
De Verordening Bouwproducten (Construction Products Regulation, CPR) is een Europese verordening die rechtstreeks werkt. Er was geen Nederlandse wetgeving nodig om de verordening in te voeren. De verordening regelt de wijze waarop producenten van bouwstoffen de kwaliteit van hun producten ‘verklaren’. Dat gebeurt verplicht met het CE-merk en volgens de eisen en methoden van de Europese Verordening.
In 2019 treedt een aanvullend deel in werking. Dit leidt ertoe dat AP04 niet langer van toepassing zal zijn op de analyse van die bouwstoffen waarop de Verordening van toepassing wordt. Die bouwstoffen vallen vanaf dat moment onder de eisen van de Verordening. Als de huidige lage eisen van de Verordening ongewijzigd blijven, vervalt dus voor die bouwstoffen een aanzienlijk deel van de borging van de analyses en wordt het voor hergebruik noodzakelijke vertrouwen onherroepelijk ondermijnd.

Klik hier voor de inspraakreactie.